Eerder gepubliceerd op Hyves, op 21 april 2011
Dan werk je inmiddels al 25 jaar bij een bank en denk je alles wel meegemaakt
te hebben.
Niet dus….
Het is april, lekker lenteweer en ik moet op
bezoek bij een klant thuis. Dus stap ik in de Prius (die, zie mijn vorig blog,
definitief gestopt lijkt met spontaan toeteren) en rijd richting klant. In de
zon, met de Wall van Pink Floyd hard uit de speakers, ter voorbereiding op het
concert van Roger Waters dat ik volgende maand ga bezoeken.
De klant
woont in een appartementengebouw, dat deel uitmaakt van een bejaardencomplex.
Zo’n gebouw waar mensen nog lekker zelfstandig wonen, maar dan wel met knopjes
en koordjes aan de muur, zodat ze alarm kunnen slaan als ze ineens niet lekker
worden. Mijn moeder heeft dat ook in haar huis en dat is een heel geruststellend
idee. (Alhoewel ik een apart blog zou kunnen schrijven over wat er gebeurt als
je per ongeluk op de alarmknop drukt als je denkt het licht op het toilet aan te
klikken).
Maar ik dwaal af.
Ik arriveer bij het
appartementencomplex en wacht daar voor de deur op de collega met wie ik samen
de afspraak met de klant heb. Hij heeft echter vertraging, dus uiteindelijk
besluit ik dan maar alvast naar binnen te gaan. Via een hal met brievenbussen en
bellen kom ik terecht in de (afgesloten) hal met de liften. Ik druk op het
knopje en wacht op de komst van de lift.
Terwijl ik sta te wachten ruik
ik iets. Hoewel........ “iets”….....
Op deze mooie voorjaarsdag zou je
rekenen op de lucht van viooltjes. Maar deze viooltjes lijken heel recent flink
bemest.
Ik kijk naar rechts, richting de entree en zie tot mijn grote
verbazing een flinke hoop poep liggen.
Lichtbruin, kakelvers en duidelijk
niet afkomstig van een chihuahua. Meer waarschijnlijk van de eigenaar.
De hoop ligt precies in het looppad tussen de lift en de uitgang en ook
nog eens ter hoogte van de rode drukknop waarmee de schuifdeuren naar buiten
geopend kunnen worden.
Dit is vragen om (nog meer) ongelukken! Het is al een
wonder dat ik er zelf bij binnenkomst niet vol ingestapt ben!
De lift
arriveert en een vriendelijke oude dame met een rollator komt achter de deur
vandaan; op weg naar buiten. In gedachten zie ik de wielen van de rollator al
afsteven op een heel smerige ontmoeting.
“Kijk uit hoor! Daar ligt
viezigheid”, waarschuw ik haar. Direct daarna roep ik hetzelfde tegen een andere
dame die vanaf de gang komt aanlopen.
De dames kijken geschokt naar de grote
bah op de grond, terwijl ik de lift instap.
Wat moet ik hier nu weer
mee? Er is hier geen receptie waar ik dit kan melden (tenminste, niet voor zover
ik weet).
Dus zeg ik, zodra ik bij mijn klant binnenstap: “er ligt
ontlasting in de hal, kan ik dat ergens melden”?
De klant reageert
ontzet. Behalve vies en potentieel nog veel viezer is dit natuurlijk ook gewoon
erg triest voor degene die dit pakketje onderweg verloren is.
Ze geeft
aan dat ze mijn vondst na ons gesprek wel even zal melden. Ondertussen meldt ze
ook dat ze denkt dat ze mijn collega inmiddels heeft zien parkeren. Voor mij is
dit reden om direct weer koers te zetten naar beneden, omdat wij voor de deur
afgesproken hadden.
Als ik (ditmaal via de trap) terugkeer in de hal zie
ik dat het te laat is voor het voorkomen van meer ongelukken. Er heeft
overduidelijk minimaal een persoon zich een weg gebaand door de grote bah. Het
spoor loopt richting buitendeur.
Omdat ik op zoek ben naar mijn collega
zet ik koers naar de voordeur. Maar daar staat hij niet.
Wel staat er naast
de voordeur een vriendelijke hoogbejaarde dame ontzet naar de grote bah in de
hal te kijken. Ze kijkt me aan en vraagt ten overvloede: “wat is dat nou”?
Dan zakt haar blik, gevolgd door die van mij, af naar haar linkerschoen. En
ja hoor! Vanonder de zool krullen de meegesleepte restanten van de bah vrolijk
omhoog langs het leer.
“Ojee, ik ben er ingestapt”! roept ze geschrokken en
direct wil ze haar schoen gaan afvegen aan de kokosmat van de entree.
“Niet
doen”, zeg ik: “U kunt het beter buiten aan het gras afvegen”.
Voor de deur,
aan de overkant van de straat, ligt namelijk een perk met ongemaaid en dus nog
lekker lang gras.
“Dat is een goed idee”, zegt de dame: “Maar wilt u even
meelopen, want ik ben niet zo goed ter been.
Omdat ik me kan voorstellen
dat dit allemaal nog verergerd zou kunnen worden nu haar ene schoenzool
ongetwijfeld nog een stuk gladder is bied ik haar mijn arm aan en lopen we samen
naar het grasveldje. Daar veegt ze, leunend op mijn arm, haar schoen goed af aan
het gras.
“U bent een heer”, zegt ze. “Kijk, zo’n compliment, daar doe ik
het nou voor”, antwoord ik.
De dame laat me met haar sleutel weer binnen
in het gebouw en ik vertrek weer naar mijn klant.
Onderweg kom ik mijn
(verdwaalde) collega tegen, zodat we samen uiteindelijk toch bij de klant aan
tafel belanden.
Als we een uur later weer terugkeren in de hal zijn alle
sporen van de grote bah vakkundig opgeruimd. Hoewel….alle sporen? Nee, het ruikt
namelijk nog steeds niet naar viooltjes.
Maar je kunt niet alles hebben…..
Geen opmerkingen:
Een reactie posten