vrijdag 29 juni 2012

UIt de oude doos: Een spreeuw als pleegkind

Eerder gepubliceerd op Hyves, op 30 juni 2010


Bestaan er magneten die ervoor zorgen dat zielige dieren zich aangetrokken voelen tot mensen? Als dat zo is, dan heb ik er vast onbewust één ingeslikt.

Ruim twee weken geleden was er de goudvis die op mijn stoep was achtergelaten. Nu bood ik ineens onderdak aan de volgende logé.
Wat is er gebeurd?

Vorige week woensdagavond liep ik in de steeg naast mijn huis, toen ik vanuit mijn ooghoek iets over de grond zag scharrelen. Er bleek tegen het huis van mijn buren een jonge spreeuw op de grond te zitten.
Een nog grotendeels kaal vogeltje, met hier en daar een poging tot veer. Op het moment dat ik me naar het diertje toe draaide om het beter te bekijken gaf het een schreeuw en rende het weg. (Story of my life, maar daarover een andere keer). Het maakte geluid en kon rennen. Dat was al heel wat.

Wat me ook duidelijk was, was dat dit dier om welke reden dan ook uit zijn ouderlijk nest gekieperd was.

Onder de dakpannen van mijn huis en onder de pannen van de buren nestelt namelijk ieder voorjaar een aantal spreeuwen. Echt dankbaar zijn ze niet, want in ruil voor dit onderdak poepen ze de omgeving onder, zodat in deze tijd van het jaar mijn ramen, tegels en mijn auto voorzien zijn van ontelbare poepvlekken.

Maar goed: daar zat dus een bang vogeltje op de grond. Een situatie die hopeloos was voor het dier in kwestie. Terug naar het nest ging niet meer. Dat zit ergens metershoog bovenaan de gevel. Op de grond blijven zitten kon ook niet, want daarvoor lopen er teveel katten rond in de buurt.

Dus raapte ik het spreeuwenkuiken maar op. Onmiddellijk brak er een gekrijs los van twee volwassen spreeuwen, die hysterisch rondjes boven mijn hoofd begonnen te vliegen. Ha! De ouders waren dus nog in de buurt!
Daar stond ik dan. Denk je even rustig de tuin te gaan sproeien! Wat moest ik in vredesnaam met dit kuiken beginnen?

De oplossing was de transportkoffer van wijlen onze kat Pippy. Klep open, vogel erin en dan maar kijken wat er gebeurt. Nu bleek dat spreeuwen niet tot de slimste wezens op onze planeet horen. De ouders hoorden hun kuiken piepen en liepen om de bak heen. Dat hij aan de bovenkant open was, dat snapten ze echter niet….

Ondertussen werd het later en ook kouder. De ouders leken verdwenen te zijn en het kuiken trok zich terug in een hoekje van de bak. Ik besloot de bak dan maar binnen in de serre te zetten. Daar probeerde ik het kuiken tot eten te verleiden met stukjes brood en eigeel. Tevergeefs. De snavel was en bleef nu dicht.

De volgende ochtend stond ik op met de verwachting dat mijn vondeling, net als de goudvis twee weken geleden, de nacht wel niet overleefd zou hebben. Maar niets daarvan. Op de trap, op weg naar beneden hoorde ik al allerlei vogelgekrijs uit de serre komen. Het kuiken was springlevend en riep zijn ouders. En omdat de klapramen van de serre openstonden hoorden die hun jong ook.
Op de schutting, vlakbij de serre zaten twee spreeuwen die duidelijk erg hyper waren.

Om te kijken of zij hun jong nu wèl wisten te vinden plaatste ik de bak weer in de tuin. En ja hoor! Binnen enkele minuten kwam een van de ouders aanvliegen met een snavel vol voer. Het dier vloog de bak in en kwam er even later met een lege snavel weer uit. Er werd gevoederd!

Toch was er nog een probleem. Dit was voor mij een normale werkdag en de bak de hele dag onbewaakt in de tuin laten staan was vragen om moeilijkheden. De eerste de beste buurtpoes zou denken dat hier een kattenvariant op de FEBO geopend zou zijn. Nu houd ik van katten, maar dit spreeuwenkuiken wilde ik toch graag sparen.

De oplossing was simpel: op mijn dakterras lopen gewoonlijk (voor zover ik weet tenminste) geen katten. En het bevindt zich op bijna dezelfde hoogte als het gemiddelde spreeuwennest in mijn straat. Dus verhuisde ik de bak naar boven. Om te voorkomen dat het dier in de zon gekookt zou worden plaatste ik de bak onder mijn schuin geplaatste zonnepanelen. En toen kon ik alleen maar afwachten of de ouders op het geroep van hun jong zouden afkomen.

Daarover hoefde ik niet lang in onzekerheid te verkeren, want opnieuw binnen een paar minuten dook er een met voedsel beladen spreeuw de bak in. En toen ik aan het eind van de middag thuiskwam vloog er ook net een weg. Een blik in de bak leerde mij dat het kuiken er nog net zo levendig uitzag als ’s ochtends.

Omdat de ouders wel voederden, maar meer ook niet, besloot ik de bak met het kuiken ’s nachts weer binnen te zetten om teveel afkoeling te voorkomen.
En dat bleef de dagen erna zo. ’s Ochtends vroeg werden we steevast wakker met gekrijs van een vogeltje dat om zijn ouders riep. En zodra de bak dan weer onder de zonnepanelen stond vlogen de ouders weer af en aan.

Ondertussen veranderde mijn pleegkind van een kaal ET-achtig wezentje in een heuse spreeuw. Het was echt enorm leuk te zien hoe snel zo’n diertje veren krijgt en groter en sterker wordt. Hij probeerde ook regelmatig de hoogte van zijn bak uit. Het was duidelijk dat ergens in de komende dagen de wanden van de bak niet hoog genoeg meer zouden zijn om het kuiken tegen te houden.
Prima natuurlijk, want hij moest natuurlijk toch een keer uitvliegen.



Om te voorkomen dat hij na het verlaten van de bak over allerlei naburige dakterrassen zou gaan zwerven (waar dan misschien weer wel katten lopen) blokkeerde ik de gaten onderin de afscheiding met het terras van mijn buren met stukken hout en oude lakens. Daarmee zou hij mijn dakterras als het zover zou zijn helemaal voor zichzelf hebben zonder te kunnen verdwalen.

Maar ja, dit deed ik allemaal voor een spreeuw! Waar was ik mee bezig?? Ik houd niet eens van spreeuwen!

Het werd maandag. Vijf dagen nadat ik mijn spreeuw als kaal kuiken van de grond opraapte. Ik kwam thuis uit mijn werk en trof op het dakterras mijn spreeuw aan. Op het grind, naast zijn bak.
De vleugels begonnen dus duidelijk hun werk te doen.
Zodra hij mij zag gaf hij een schreeuw en rende hij naar een hoek van het dakterras. Om vervolgens fladderend op te springen tegen de glazen scheidingswand met het terras van de buren. Er was dus duidelijk in de afgelopen dagen geen warme wederzijdse band ontstaan.





Om de eerste stapjes van mijn spreeuwenkind vast te leggen pakte ik mijn camera. Net nadat ik twee foto’s gemaakt had was voor het dier kennelijk de maat vol. Hij dook terug onder de zonnepanelen, rende naar de hoek van het dakterras en verdween ACHTER de dakpan die ik daar als blokkade naar het buurterras had neergezet. Die bleek dus niet zo goed af te sluiten als ik had gedacht.

Het volgende en ook het laatste wat ik van hem zag was een rennend kuiken dat de vrijheid gevonden had. In een paar seconden tijd bevond hij zich twee of drie terrassen verderop. Begeleid door een schreeuwende spreeuwenouder.

Ik besloot het zo te laten en maar te hopen dat hij nu niet recht in de bek van een buurpoes zou lopen. Eens moet je ze immers laten gaan…… En hij kon toch ook al bijna vliegen?

In de twee dagen die we nu verder zijn heb ik hem niet meer gezien. Niet op het dakterras, niet op de grond. Dat laatste is trouwens niet zo vreemd. Het zijn bij deze warmte namelijk alleen mussen die dood van het dak vallen.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten